Stroombesparende schakeling bij VE 301 2B
Bij het gebruik van anodebatterijen is het altijd de wens geweest de levensduur hiervan te verlengen. In oudere ontvangers werden, vanwege de geringe versterking van de lampen, meerdere laagfrequenttrappen gebruikt. Bij voldoende signaalsterkte kon men de laatste of zelfs wel twee lampen uitschakelen waardoor onnodig stroomverbruik kon worden vermeden.
Meestal gebeurde dat door de luidspreker aansluitingen uit te voeren met klinken die, voorzien van schakelkontakten, bij het insteken van de luidsprekerplug het juiste aantal lampen in of uitschakelden. Bij ontvangers met een gering aantal lampen is dat niet mogelijk. Toch zouden wij het stroomverbruik kunnen verlagen door de negatieve roosterspanning te vergroten van de eindlamp. Hierdoor zal de anodestroom van deze lamp, die de grootste stroomverbruiker is, verkleind worden.
Bij kleine signalen op het stuurrooster zal dat nog geen vervorming veroorzaken, maar bij grotere signalen echter zal dit ernstige vervormingen veroorzaken. In dit laatste geval zou de negatieve roosterspanning weer aangepast moeten worden. Om nu telkens de aansluitingen op de roosterbatterij te verzetten, waarbij ook nog telkens het toestel uitgeschakeld moet worden om te voorkomen dat de eindlamp bij elke verandering helemaal geen negatief meer krijgt, is begrijpelijk onhandig.
Er moest een schakeling gevonden worden, waarbij de roosterspanning automatisch zoveel wordt verlaagd of verhoogt als nodig is om elk in sterkte variërend signaal met zo min mogelijke vervorming te kunnen versterken. In de Volksontvanger 301 2B wordt zo’n schakeling toegepast. De negatieve roosterspanning wordt zodanig hoog gemaakt dat er nog maar een kleine anodestroom loopt: ongeveer 1 à 2 mA. Bij sturing van een signaal aan het rooster wordt de laagfrequentspanning in de anodekring gebruikt om via een condensator van 5000 pF en de weerstanden R1, R2 en R3 een deelspanning aan te leggen over een diode. Deze is zodanig geschakeld dat er een positieve spanning komt te staan over R2. Is deze bijvoorbeeld 2 Volt dan zal de negatieve roosterspanning hiermee verminderd worden en de negatieve roosterspanning worden verlaagd tot 5½ Volt (zie schema ).
Bij nog grotere sterkte van het signaal zal de laagfrequentspanning in de anodekring toenemen, waardoor de deelspanning over de diode groter wordt en de negatieve roosterspanning nog meer wordt verlaagd. De condensator van 0,5 µF heeft hierop een vertragende werking en zorgt er tevens voor dat we geen ongewenste wisselspanningen toegevoerd krijgen.
Bij zwakke passages in de weergave wordt de negatieve roosterspanning automatisch vergroot en bij sterkere verkleind. Het stroomverbruik is nu evenredig met de geluidssterkte. Dit in tegenstelling met de normale instelling van een eindlamp waarbij steeds een constante stroom uit de batterij onttrokken wordt. Ook is de wisselende belasting van de anodebatterij veel gunstiger. We moeten er wel voor zorgen als we deze schakeling willen toepassen, dat de waarden van de weerstanden zodanig gekozen worden dat bij de grootste uitsturing de eindlamp zijn voorgeschreven negatieve roosterspanning krijgt. In deze schakeling kan de anodestroom met wel 25% verminderd worden.
De vervormingsfactor zal wel hoger, maar niet storend zijn.
Piet van Schagen