De Loftin White schakeling
Geschrokken keek hij naar de uitslag van zijn universeelmeter: ruim 90 volt positieve spanning op het rooster van de eindlamp? Het leuk uitziende toestel met nog de oude pennenlampen en zojuist gekocht op de plaatselijke jaarmarkt, scheen zich daar desondanks niets van aan te trekken, Het speelde luid, weliswaar niet om over naar huis te schrijven, maar dat mag men niet verwachten van een radio, die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Eenmaal thuisgekomen had hij zijn aanwinst direct op het lichtnet aangesloten met de gedachte: “we zien wel wat er gebeurd, als er rook uitkomt kan ik altijd nog de stekker uit het stopcontact trekken”. Dat laatste bleek niet nodig te zijn, maar het brommerige geluid, dat het toestel voortbracht was aanleiding om het inwendige aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Was het niet zo, dat de koppelcondensator naar het rooster van de eindlamp meestal vervangen moet worden bij oudere toestellen? Een geringe lekstroom kan al voldoende zijn om het rooster positief te maken met als gevolg een verhoogde plaatstroom. Dit komt de levensduur van de lamp niet ten goede en bovendien wordt de voeding overbelast: door de te grote stroomafname wordt de afvlakking onvoldoende, waardoor de rimpelspanning toeneemt. Gevolg: Brom. Zo te oordelen was hier zelfs sprake van een koppelcondensator, waarbij de elektronen zonder enige hinder door bet diëlektricum heen kunnen hollen.
Of had hij zich misschien vergist in de aansluitingen van de C443? Hij was toch niet gek geworden? Nee, de aansluiting er tegenover is de plaat, zeker weten? De meter wees een spanning aan van meer dan 300 volt. Deze zijn van de gloeidraad” mompelde hij in zichzelf en al peinzend raakte zijn meetstift een van de gloeidraad aansluitingen. De meter reageerde onmiddellijk: 110 volt op de gloeidraad aansluiting nota bene – dat kan toch niet waar zijn?!
Onder deze omstandigheden zou de eindlamp, volkomen uitgeput, elk moment de geest kunnen geven. Toch wees niets erop, dat dat ook daadwerkelijk stond te gebeuren. De C443 bleef onvermoeibaar zijn werk doen en werd zelfs niet warm. Het leek hem verstandig het toestel uit te schakelen om de zaak nog eens grondig onder de loep te nemen. Allereerst zocht hij de koppelcondensator op; dat begon al goed, want die bleek er helemaal niet in te zitten. Nog meer werd zijn verwondering gewekt door wat in zijn ogen de lekweerstand zou moeten zijn. Dit was een weerstand van 500 kOhm, verbonden met de plaat van de voorafgaande lamp, een als plaatdetector geschakelde E442. Het geheel oogde echter volkomen origineel en het zag er ook niet naar uit, dat er in geknoeid was. Het leek hem nu tijd om de TC te raadplegen, misschien was daar een schema voorhanden. Dat bleek geen probleem te zijn.
De TC had van de Técalemit T40 alle benodigde gegevens, sterker nog: deze ongewone ‘Loftin White` schakeling was op de laatste cursusavond nog besproken. Als wij het schema bekijken, dan zien wij, dat de plaat van de E442 door middel van een weerstand verbonden is met het rooster van de C443, De spanning op dit rooster is dus gelijk aan die van de plaat van de E442, wat volgens de gegevens 90 volt zou moeten zijn. Om ervoor te zorgen, dat dit rooster ten opzichte van de gloeidraad 20 volt negatief wordt, moet de gloeidraad een positieve spanning hebben van 110 volt. Men heeft dit bereikt, door de gloeidraadwikkeling niet rechtstreeks te aarden, zoals gebruikelijk, maar dit te doen via een weerstand.
Gaan we uit van een stroomverbruik van 17 mA, dan wordt dit een weerstand van 6400 Ohm. De beide voorafgaande lampen, twee stuks E442, kunnen deze hoge spanning tussen gloeidraad en kathode echter niet verdragen. Daarom heeft men voor de C443 een extra gloeistroom wikkeling aangebracht op de voedingstrafo. De weerstand van 6400 Ohm moet goed ontkoppeld worden, anders wordt de tegenkoppeling zo groot, dat de lamp nauwelijks versterkt. De cursisten zullen zich deze formule nog wel herinneren: De totale, versterking van een lamp is: de versterking zonder tegenkoppeling gedeeld door 1 plus de waarde van de weerstand vermenigvuldigd met de steilheid’. Voor onze C443 is dat 60 gedeeld door 1 plus 6400 maal 0,0017 = 5. Dat is niet veel en het geldt ook nog eens voor een optimaal functionerende lamp, dus onze verwachtingen zijn al gauw te hoog gespannen. Om de tegenkoppeling teniet te doen is de weerstand van 6400 Ohm overbrugd door een condensator van 2 μF. De kleine condensator van l00 pF dient om de hf-componenten kort te sluiten naar aarde. Wij kunnen ons nu afvragen of deze schakeling echt zoveel voordeel heeft boven die, waarin een koppelcondensator wordt gebruikt. De impedantie van een condensator is omgekeerd evenredig met de frequentie, zodat in deze schakeling de hoge tonen duidelijk bevoordeeld worden boven de lage tonen.
Ook een zekere monsieur Alexis Farges vroeg zich dat in 1933 af en wel in het tijdschrift ‘France Radio’. Zijn oordeel over de drielamps Técalemit T40, waarvan de van de demonstratie plaats vond in Parijs tijdens de “Séance Expérimentale” op donderdag 22 december 1932, was: “De kwaliteit is niet veel beter dan die van de gemiddelde ontvanger, zodat wij ons afvragen of het wel zin heeft een dergelijke omslachtige schakeling als die van Loftin White toe te passen in een ontvanger van deze categorie”. Voor ons verzamelaars is het echter juist daarom een hoogst interessant toestel.
Piet van Schagen