De Corona super
Een toestel dat bleef spelen terwijl een zekering was doorgeslagen en dat ik uiteindelijk wist te repareren met slechts een geleend goedkoop meetinstrument en een roestige kniptang.
Het zal de lezer als een sprookje in de oren klinken, of dat zal wel weer zo’n uit de duim gezogen verhaal zijn. Tijdens een van mijn speurtochten naar oude 78 toeren platen van Joseph Schmidt kwam ik terecht in Friesland bij een vriendelijke mijnheer, die naar zijn zeggen mij aan enkele platen zou kunnen helpen. Terwijl ik de door mij uitgezochte platen beluisterde, zei hij op een gegeven moment: “U bent, zoals ik gehoord heb, nogal bedreven in het repareren van radiotoestellen. Ik heb boven in mijn werkkamer een toestel staan dat mijn vader kort na de oorlog heeft gebouwd en daar is iets eigenaardigs mee aan de hand”. Het prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Ik vroeg hem wat er dan aan mankeerde. “Ja, hoe moet ik dat uitleggen?”; vervolgde hij: “Het magisch oog, dat een lange tijd vrij zwak was, werd ineens veel helderder maar de geluidskwaliteit is nu beduidend slechter geworden. Daarbij is er ook nog een zware brom op de achtergrond hoorbaar. Achter op het chassis bevinden zich twee zekeringen en één daarvan is doorgebrand. Een nieuwe ging ook direct door. Toch blijft het toestel spelen!”
Ik wilde er wel even naar kijken. Ik volgde hem de trap op naar boven, niet wetende op weg te zijn naar een wel heel uitzonderlijke storing. Het bleek een chassis te zijn zonder kast, een grote schaal, waaronder vier bedieningsknoppen uitstaken. Het vignet op de schaal liet mij al direct weten met een zelfbouw Amroh toestel te maken te hebben. De CORONA Super: met twee ECH21´s en een EBL1. Een werkelijk keurig gebouwd toestel, maar wel wat aangepast. Dat wil zeggen: niet alle onderdelen waren Amroh artikelen. De voedingstrafo was duidelijk niet de voorgeschreven Mu-volt P120. Ik kan mij best indenken dat in 1948 de prijzen van bepaalde onderdelen (die misschien niet eens direct leverbaar waren) een reden geweest kunnen zijn om nog goede oude onderdelen opnieuw te gebruiken. Onder het praten door had de man het Radiobulletin tevoorschijn gehaald waarin het toestel wordt beschreven no. 10 van de 17e jaargang (1948).
Op het schema was slechts een zekering te zien. Ik draaide het toestel om zodat ik de bedrading van de tweede zekering die was doorgeslagen, kon volgen. De zekering bleek in de minleiding van de trafo opgenomen te zijn. “Heeft u toevallig een universeelmetertje?”; vroeg ik hem. Hij had er een, gekocht voor een tientje bij een supermarkt gelijk met de boodschappen. Geen probleem voor mij, want een dergelijke meter gebruiken we ook op de cursus. Ik schakelde het toestel in en mat de spanning over de eerste elco. Ruim 550 Volt anodespanning! Nog een geluk dat de gebruikte Novocon elco’s zo’n hoge doorslagspanning hebben en dit kunnen verdragen. Anders waren ze zeker met een daverende klap uit elkaar gesprongen. Ik vroeg mij af hoe groot de secundaire spanning van de trafo zou zijn. Deze bleek na meting twee maal 240 Volt te bedragen.
Vervolgens mat ik de spanningen tussen het chassis en de anode’s van de gelijkrichter. Op een anode wees de meter 480 Volt aan. En op de andere niets. De voeding werkte als enkelfazige gelijkrichter. De middenaftakking was niet verbonden met het geaarde chassis, vanwege de doorgebrande zekering. Dus de hoogspanningsaansluiting waarop nul Volt werd gemeten, moest sluiting maken met het chassis. Via de gelijkrichter of buisvoet leek mij dat onwaarschijnlijk. Ook de verbinding van de trafo naar de buisvoet aansluiting was in orde. Dan zou de sluiting tussen de wikkeling en trafokern moeten zitten. De aansluiting op de trafo die contact maakt met aarde is het begin van de wikkeling. Dat kon ik zien aan de diverse uitlopers van de spoelvorm. Toch is een sluiting met de trafokern onmogelijk, omdat tussen de secundaire wikkeling en trafokern zich de primaire wikkeling bevindt. Een sluiting tussen de gloeidraadwikkeling en de kern is ook niet mogelijk, omdat die wikkeling als laatste op de spoelvorm is gewikkeld. Dan schiet mij te binnen dat er trafo’s zijn waarbij men een statische afscherming heeft aangebracht tussen de primaire en de secundaire wikkeling. Veelal een winding van latoenkoper ter breedte van de spoelvorm. De uiteinden zijn geïsoleerd van elkaar, omdat anders een kortgesloten winding ontstaat. De trafo zou dan geen lang leven beschoren zijn. Deze afscherming wordt met het chassis verbonden. Na onderzoek bleek er een aansluiting op de trafo te zijn die rechtstreeks verbonden was met een grote soldeerlip onder een schroef waarmee de trafo op het chassis bevestigd is.
Het was duidelijk niet de middenaftakking van de gloeispanning. Deze aansluiting was herkenbaar vermeld op de trafo. Er stond een aardsymbool bij getekend. “Heeft u misschien een kniptang bij de hand?”; vroeg ik de man, die mijn handelingen nauwlettend volgde. “Ja, in de garage.” Even later kwam hij terug met een houten kistje met wat oud gereedschap, waaruit hij een roestige combinatietang opviste waar geen beweging meer in te krijgen was. Na wat rommelen vond ik toch nog iets dat op een kniptang leek. Een onhandig ding met een rechte bek. Maar het lukte mij toch na enige pogingen met deze versleten tang, die waarschijnlijk alleen maar spijkers in zijn leven had gezien, de koperdraad van de statische afscherming naar de soldeerlip door te knippen. Ik controleerde of de statische afscherming sluiting maakte met de hoogspanningswikkeling, de meter sloeg voluit. Ik was er nu zeker van dat dit de oorzaak van de storing was. Na een nieuwe zekering geplaatst te hebben, zette ik het toestel weer aan. De nu gemeten anodespanning van ongeveer 300 Volt bewees dat de storing opgeheven was. Het toestel functioneerde weer vervormingsvrij. Alleen het groene oog geeft nu net als voor de kortsluiting nog nauwelijks licht.
“Hopelijk maakt maar een winding contact met de afscherming. Even opletten of de trafo niet abnormaal warm wordt, want dan moet alsnog de trafo vervangen worden.”; liet ik de man weten. “Wat ik nu heb gedaan is begrijpelijk een noodoplossing, maar het kan best in lengte van jaren blijven functioneren.” De man knikte begrijpend en antwoordde: “Mocht het toch nodig zijn de trafo te vervangen, denk ik niet dat ik dat zal doen. Mijn vader heeft het gebouwd en ik wil het laten zoals het is en er niets aan veranderen.”
Na nog wat nagepraat te hebben mocht ik de paar platen die ik gevonden had gratis meenemen.
Piet van Schagen